‘SCAD kwam toevallig op mijn pad, maar heeft me nooit meer losgelaten’
Kunt u zich in het kort voorstellen en ons meenemen in uw carrière?
Mijn naam is Martijn Meuwissen. Ik ben cardioloog met als aandachtsgebied interventiecardiologie. Ik ben 54 jaar en werk inmiddels 14 jaar in het Amphia Ziekenhuis. Mijn opleiding heb ik vooral gevolgd in Amsterdam, bij het toenmalige AMC, nu Amsterdam UMC, en deels in Alkmaar. In Amsterdam heb ik mijn opleiding tot cardioloog gevolgd en ook mijn promotieonderzoek gedaan, onder begeleiding van Jan Piek. Mijn promotie richtte zich vooral op de coronaire microcirculatie, de ‘black box’ van het hart, die me altijd is blijven fascineren.
Ik ben uiteindelijk in Breda gaan werken. Hoewel ik een wetenschappelijke achtergrond heb en graag meedenk en participeer over research voel ik me geen echte academicus. In een groot perifeer ziekenhuis kun je veel van wat in een academisch centrum gebeurt, ook doen. Je ziet bovendien veel meer patiënten en dat paste beter bij mij. Op de hartkatheterisatiekamer zie je veel acute patiënten, en SCAD presenteert zich meestal acuut. Dat is een van de redenen waarom ik hiermee in aanraking kwam.
“SCAD kwam tijdens mijn opleiding op mijn pad en trok meteen mijn aandacht. Het ging toen om een jonge patiënte, een kapster, die een hartstilstand kreeg in de kapsalon. Dat was heftig. Omdat zelfs mijn opleiders niet precies wisten wat er aan de hand was, ben ik me er verder in gaan verdiepen.”
Wanneer werd u voor het eerst met een SCAD geconfronteerd?
Dat was zo’n 17 jaar geleden, toen ik net begon met mijn opleiding. SCAD was toen nog een vrij onbekend ziektebeeld. Ik herinner me nog goed dat we een patiënt zagen waarvan niemand, ook de professoren niet, goed begreep wat er aan de hand was. Toevallig konden we toen gebruik maken van een op dat moment hele nieuwe beeldvormingstechniek, OCT (Optical Coherence Tomography), waarmee je met hoge resolutie in de kransslagader kon kijken. We zagen toen heel duidelijk de drie-lagige vaatwand en een soort blaar in de wand – iets wat we nog nooit eerder zo hadden gezien. Dat bleek achteraf een intramuraal hematoom van een spontane coronaire dissectie (SCAD) te zijn. Dat was een van de eerste keren dat we SCAD op deze manier vastlegden. Tegenwoordig herkennen we het sneller, maar toen was het allemaal nog heel pril.
Dus dankzij verbeterde techniek is SCAD beter te herkennen?
Zeker. Er zijn verschillende types SCAD, en sommige daarvan herken je aan het grillige verloop van het vat. Maar soms zie je het niet en dan helpt het om met zo’n techniek in het vat te kijken. Dan zie je bijvoorbeeld een intramuraal hematoom. Door de verbeterde beeldvormingstechnieken, zoals OCT, kunnen we dat tegenwoordig veel beter vaststellen.
Ook de associatie met bindweefselaandoeningen zoals FMD (fibromusculaire dysplasie) is daardoor duidelijker geworden. In Amerikaanse studies zie je dat zo’n driekwart van de SCAD-patiënten ook FMD heeft. Wij vinden dat veel minder, mogelijk omdat onze (niet invasieve) scanners minder resolutie hebben. Met de komst van de nieuwe non-invasieve Photon Counting CT verwacht ik dat we die relatie beter gaan kunnen aantonen. Die CT-techniek is veel nauwkeuriger
Is deze CT beter en wordt deze nieuwe techniek al toegepast in ziekenhuizen?
Ja, de resolutie is vele malen hoger en deze techniek kan in sommige gevallen zelfs de hartkatheterisatie vervangen. Maar het apparaat is wel duurder dan een hartkatheterisatie. Binnenkort krijgt Amphia een Photon Counting CT en een aantal academische ziekenhuizen hebben deze al.
Wat vindt u zo leuk aan cardiologie?
De dynamiek, het acute karakter en het teamwork. Je bent met van alles bezig – techniek, nadenken, creativiteit en veel contact met patiënten. Het is heel veelzijdig. Vooral de combinatie van werken met je handen én met je hoofd vind ik aantrekkelijk.
En vindt u SCAD ook interessant?
Zeker. SCAD kwam tijdens mijn opleiding op mijn pad en trok meteen mijn aandacht. Het ging toen om een jonge patiënte, een kapster, die een hartstilstand kreeg in de kapsalon. Dat was heftig. Omdat zelfs mijn opleiders niet precies wisten wat er aan de hand was, ben ik me er verder in gaan verdiepen. SCAD treft vaak jonge, gezonde mensen zonder klassiek risicoprofiel – dat maakt het bijzonder.
Ziet u verschil in de vaten van SCAD-patiënten ten opzichte van reguliere hartkatheterisaties?
Absoluut. Met technieken zoals OCT kun je enorme verschillen zien. De vaatwand is vaak heel ‘maagdelijk’, om het zo te zeggen – mooi opgebouwd, zoals in leerboeken. Maar je ziet dan een scheur, maar het meest opvallende is het hematoom dat vaak als een maanvormige sikkel om de vaatwand heen ligt. Dat is duidelijk zichtbaar. SCAD heeft verschillende subtypes en uitingsvormen. Waarom die vaatwand precies scheurt, weten we nog niet goed. Mogelijke factoren zijn hoge bloeddruk, hormonale invloeden, stress en erfelijke aanleg. Ik verwacht dat we daar de komende twintig jaar veel meer over gaan leren.
Uw ziekenhuis doet ook mee aan het SCAD Registry. Wat houdt dat in?
Wij hebben niet de capaciteit of het personeel om veel zelfstandig onderzoek te doen, maar ik ben vanaf het begin betrokken bij het Europese SCAD Registry van de European Society of Cardiology, gecoördineerd door David Adlam uit het Verenigd Koninkrijk. Hij verzamelt gegevens uit meer dan dertig landen. Wij sturen patiëntgegevens naar hem toe en patiënten krijgen ook vragenlijsten toegestuurd.
Ik ben overigens van plan om dit jaar te stoppen met deelname aan het Europese project en meer te focussen op samenwerking binnen Nederland. Onder andere met ziekenhuizen in Utrecht, Nijmegen en Amsterdam. Het is voor patiënten beter en persoonlijker als de zorg en het onderzoek dichterbij gebeurt. Omdat SCAD zeldzaam is, is het belangrijk om kennis en ervaringen te blijven delen.
“Vaak starten we al een behandeling voordat we testen. Mijn overtuiging is dat je eerst moet kijken of mensen baat hebben bij een lage dosering medicatie. Als iemand daar pijnvrij van wordt, waarom zou je dan nog belastend aanvullend onderzoek doen? Je mist dan misschien het exacte subtype of de precieze oorzaak, maar je helpt de patiënt wel vooruit.”
Hoe vaak ziet u FMD bij SCAD-patiënten?
De literatuur meldt dat tot driekwart van de SCAD-patiënten ook FMD heeft, maar ik zie het bij ongeveer een kwart. De eerste studies uit Canada gebruikten angiografie met hoge resolutie. Wij gebruiken die techniek nu niet meer routinematig, omdat het extra belastend is voor vaak toch al zieke patiënten. Daarom gebruiken we CT, maar die heeft een lagere resolutie. Als de Photon Counting CT straks beschikbaar is, laat ik mijn patiënten daar zeker mee scannen.
U opende een paar jaar geleden samen met collega Noémie Wouters de Vasculaire Interventie Poli. Kunt u daar wat meer over vertellen?
We hebben de Vasculaire Interventie Poli (VIP) opgezet omdat we de vrouw specifieke hartziekten, zoals SCAD en vaatkramp-ANOCA breder wilden trekken en genderneutraal wilden maken. Niet alleen vrouwen hebben vaatkramp, ook mannen – zo’n 25 procent. We weten al sinds de jaren ’50 van het bestaan van aandoeningen zoals Prinzmetal-angina en verminderde coronaire flowreserve.
We zien dat ANOCA (Angina with No Obstructive Coronary Arteries) vaker bij vrouwen voorkomt, mede omdat klachten bij vrouwen minder goed herkend en onderzocht worden. Op de VIP-poli zien we mensen bij wie we er met standaardonderzoek niet uitkomen. Vaak starten we al een behandeling voordat we testen. Mijn overtuiging is dat je eerst moet kijken of mensen baat hebben bij een lage dosering medicatie. Als iemand daar pijnvrij van wordt, waarom zou je dan nog belastend aanvullend onderzoek doen? Je mist dan misschien het exacte subtype of de precieze oorzaak, maar je helpt de patiënt wel vooruit. Soms behandelen we mensen op proef, en als ze daar baat bij hebben, bevestigt dat vaak onze vermoedens.
We hebben het samen opgezet en inmiddels is er ook een verpleegkundig specialist, Judith van Beek, bij betrokken.
Wat is het voordeel voor SCAD-patiënten met pijn op de borstklachten?
Het is een gespecialiseerd spreekuur, met veel kennis en ervaring. We zijn op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen, durven sneller beslissingen te nemen en kunnen mensen ook goed verwijzen binnen het netwerk als dat nodig is.
Hoe vaak komt SCAD voor per jaar?
Lastige vraag. Ik heb daar nooit precies bij stilgestaan. In Nederland schat ik enkele honderden, waarvan we er slechts een gedeelte van ``vangen`` met een hartkatheterisatie of OCT. Een deel wordt ook niet herkend of pas achteraf vastgesteld – mensen die later beseffen dat ze eerder al symptomen hadden.
Tot slot, wat zou u SCAD-patiënten willen meegeven?
Vertrouwen. SCAD treft vaak jonge, actieve mensen zonder risicofactoren. Dat maakt het des te ingrijpender. Vertrouwen in het eigen lichaam is belangrijk. Ja, er is een risico op herhaling en dat is zwaar – zeker als iemand het twee keer meemaakt. Maar ik wil mensen vooral vertrouwen meegeven en de boodschap om hun leven weer op te pakken.
We werken nu ook met sportartsen (Tessa Backhuijs) om jonge vrouwen, die graag actief willen zijn, weer te helpen vertrouwen op te bouwen en onder begeleiding opnieuw te leren inspannen.
Tekst Cecile de Wissel